dinsdag 20 april 2010

NOVA: Kunstsubsidies onder druk

Voor zes op de tien Nederlanders staan kunst en cultuur in de top vijf van de populairste posten waarop bezuinigd mag worden. Ontwikkelingssamenwerking staat op één, kunst en cultuur en Defensie op een gedeelde tweede plaats, gevolgd door wonen, en landbouw en visserij. Dit blijkt uit onderzoek van Synovate onder 1000 kiesgerechtigde Nederlanders, verricht in opdracht van NOVA. In de uitzending van maandag 19 april maakte het nieuwsprogramma de uitslag bekend en liet een aantal betrokkenen aan het woord.
De kunstsubsidies hebben nog nooit zo onder druk gestaan als op dit moment, aldus Clairy Polak. Sommige politieke partijen spreken zich openlijk uit voor bezuinigingen op kunst en cultuur. Waarom wel inleveren als het gaat om veiligheid en gezondheidszorg, en niet op orkesten en beeldende kunst? Op de vraag waarop absoluut niet bezuinigd mag worden koos slechts drie procent van de Nederlanders voor kunst en cultuur. De kunstsector heeft alle reden om zich zorgen te maken. Hoeveel subsidie gaat er naar de kunstsector en kan het niet wat minder? Hoe denkt de bevolking over bezuinigingen op kunst en cultuur?

NOVA sprak met columnist Bas Heijne, econoom Gerard Marlet en VVD-kamerlid Mark Harbers. Ook volgde NOVA twee kunstenaars tijdens hun subsidieaanvraag bij het Amsterdamse Fonds voor de Kunst, en sprak ze met studenten van het Utrechtse conservatorium.
Van de 4,5 miljard euro die de sector jaarlijks aan inkomsten binnenkrijgt, is tweederde afkomstig van het ministerie van OCW. Een derde komt uit kaartverkoop en sponsorgelden. Volgens Bastiaan Vinkenburg van Berenschot is de Rijksbijdrage niet hoog wanneer je het bedrag relateert aan het aantal inwoners. Per inwoner besteedt het Rijk 55 euro per jaar aan kunst en cultuur. De vier grote gemeenten betalen meer dan 200 euro per jaar per inwoner, de kleinere gemeenten gemiddeld 88 euro. Slechts 0,56% van de rijksbegroting gaat naar kunst en cultuur. Toch wordt dit nog minder, waarschuwde NOVA. ‘Kunstenaars moeten eraan geloven’.
Dat kunstsubsidies niet langer heilig zijn bleek uit de reactie van twee Kamerleden. Volgens Tweede Kamerlid Mark Harbers zijn steeds meer instellingen subsidieverslaafd geraakt. Hij pleitte voor minder subsidie en meer geld uit het land. Later lichtte hij toe dat instellingen gewezen moeten worden op alternatieve financiering zoals sponsoring. Ook het schenken door particulieren moet fiscaal gestimuleerd worden door middel van een ‘geefwet’. Ook de PVV is kritisch, bleek uit een televisiefragment waarin Tweede Kamerlid van de PVV Sietse Fritsma uitriep: ‘Waarom moet Jan Modaal betalen voor het Residentieorkest voor een klein elitegroepje’.
Waarom zijn kunst en cultuur belangrijk? De economische meerwaarde is aangetoond, legde econoom Gerard Marlet uit. De simpele aanwezigheid van cultureel aanbod is goed voor een stad, want het vergroot de aantrekkingskracht en de economie. Dat komt alle inwoners ten goede.
Een groot probleem is volgens NOVA dat kunstenaars zelf niet altijd goed kunnen uitleggen waarom subsidies van belang zijn. Een studente aan het Utrechts Conservatorium was hier een voorbeeld van. ‘Subsidies zijn belangrijk, want als er geen orkesten zijn zit ik straks zonder werk’. Ook de beeldend kunstenaars die een subsidie aanvroegen bij het AFK kwamen niet overtuigend over. Een van de kunstenaars die subsidie aanvroeg bij het AFK was Dorette Evers. Zij gaf desgevraagd aan dat ze haar project als vrijwilliger zou voortzetten wanneer ze geen subsidie zou krijgen. De andere kunstenaar, Jeroen Kramer, beaamde dat het steeds moeilijker wordt om subsidie krijgen, maar hij zag het als een uitdaging aan kunstenaars om nog serieuzer met subsidieaanvragen om te gaan.
Bas Heijne slaagde er wel in kunstsubsidies te verdedigen. Hij legde uit dat de kunstwereld vaak roept dat kunst nu eenmaal belangrijk is, maar argumenten achterwege laat. De kunstwereld kijkt alleen maar naar zichzelf. Maar soms zijn subsidies maatschappelijk moeilijk te verdedigen. ‘Ik betaal zelf ook mee aan dingen waar ik niets mee heb, zoals voetbal. Is voetbal belangrijk voor een samenleving? Voor mij niet. Een levensvoorwaarde is het niet, maar wanneer het ophoudt te bestaan betekent dat voor veel mensen een identiteitscrisis. Hetzelfde geldt voor kunst. Hij stelt voor: ‘laten we gelijk oversteken. Dan zeuren we er niet meer over’. Heijne wijst ook op de intrinsieke waarde van kunst. Kunst is verbeelding. Hij noemt als voorbeeld Romeo en Julia. Het verhaal over liefde en verraad bepaalt je blik op liefde. Kunst laat je opnieuw kijken naar je leven en je wereld.
Van de ondervraagden vindt 45% dat er te veel geld wordt uitgegeven aan kunst en cultuur, 26 % vindt het net goed, 8% noemt het te weinig. Het subsidiëren van kunst en cultuur moet daarom vaker ter discussie staan en geen automatisme zijn, aldus Vinkenburg. Iedere culturele instelling zal zijn recht op subsidie moeten verdedigen.
Nederlanders gunnen het meeste geld aan musea, daarna volgen film, festivals en orkesten. Dans en beeldende kunst komen er slecht vanaf. Geen aandacht was er in het onderzoek voor cultuurbehoud, waaronder monumentenzorg, bibliotheken en archieven. Ook kunsteducatie en amateurkunst bleven buiten beeld. Dat is een gemiste kans, want circa een derde van de bevolking houdt zich met amateurkunst bezig.
Boekman 81 over kunst en politiek bevat een volledig overzicht van de standpunten van de politieke partijen over kunst- en cultuurbeleid. Boekman 77 bevat een aantal overtuigende meningen en visies over het belang van kunst. Actuele informatie over maatschappelijk draagvlak voor kunst en de aandacht voor kunst in de verkiezingsprogramma kunt u vinden in de bibliotheek van de Boekmanstichting.

Jack van der Leden

dinsdag 13 april 2010

Uitreiking MCN Muziekscriptie Prijs 2009

Voor de negende keer alweer werd op 12 april de Muziekscriptieprijs uitgereikt. De eerste 7 edities werd de prijs georganiseerd door het Nationaal Pop Instituut (NPI) en heette Popscriptieprijs. Bij de fusie van het NPI met de andere ondersteuningsinstituten op het gebied van muziek in Muziek Centrum Nederland (MCN) ging de prijs mee. Wel veranderde de naam in MCN Muziekscriptie Prijs en werd het onderwerp voor de prijs verbreed naar de volledige muzieksector.
In een volle zaal bij het MCN aan het Rokin in Amsterdam hadden zich de genomineerden met familie en kennissen en andere geïnteresseerden verzameld. Jan van der Plas, voorzitter van de jury, nam het woord en vertelde dat er dit jaar 29 inzendingen voor de prijs waren, meer dan andere jaren. Bachelor- en masterscripties in het wetenschappelijk onderwijs en het hoger beroepsonderwijs kunnen meedingen naar de prijs. De jury, die naast Van der Plas bestond uit Tom ter Bogt, Tom Engelshoven, Henkjan Honing, Walter van de Leur en Leenke Ripmeester, was meer dan voorgaande jaren te spreken over het niveau van de inzendingen. De periode van het ‘nieuwe leren’ behoorde duidelijk tot het verleden en uit alle inzendingen sprak een grotere betrokkenheid van de begeleiders.
De jury had de 29 inzendingen teruggebracht tot een longlist van 6 scripties. Daaruit werden er 3 genomineerd. De genomineerden waren:

• De Herverzigeunering van Taraf de Haïdouks door Julia Heuwekemeijer
(masterscriptie muziekwetenschap, Universiteit van Amsterdam)
• Archief Paradiso door Berit Soolsma en Marije van Veen
(bachelorscriptie cultureel erfgoed, Reinwardt Academie)
• Orkesteducatie als belevenis door Noor van de Wetering
(masterscriptie kunsteducatie, Alliantie Kunsten Fontys Zuyd).

Jan van der Plas riep de genomineerden naar voren en hield met allen een kort interview over waarom zij voor het onderwerp van hun scriptie hadden gekozen en wat de bevindingen het onderzoek waren.
Heuwekemeijer onderzocht de rol van authenticiteit in het succes van de zigeunermuziek van Taraf de Haïdouks. Het concept van de muziek is bedacht door twee Belgische producers en sloeg eerst in West-Europa aan en pas daarna in de bakermat van de zigeunermuziek Roemenië.
Soolsma en Van Veen combineerden hun interesse in muziek met hun studie cultureel erfgoed en maakten in opdracht van poppodium Paradiso een beleidsplan voor het archief van posters en andere popparafernalia die het podium in haar inmiddels 40-jarig bestaan heeft opgeleverd en deels in eigen bezit heeft. Voorstel was een interactieve website met daarop de objecten en de mogelijkheid van bezoekers om hun herinneringen daar aan toe te voegen. Gezien de huidige financiële situatie zit verwezenlijking er niet direct in, maar het idee sprak de jury erg aan.
Van de Wetering onderzocht de inzet van educatieprojecten in het voortgezet onderwijs van het Haagse Residentieorkest. Zij kwam er achter dat dat een recent verschijnsel is. Er zijn ideeën te over voor dergelijke projecten, maar ook hier is de financiële armslag van het orkest een belemmering om een stap verder te komen.
De jury was niet alleen lovend over de genomineerde scripties maar plaatste er ook een aantal kritische kanttekeningen bij, waar de schrijvers lering uit kunnen trekken. Een welgemeend en nuttig advies.

De jury was unaniem in haar besluit de MCN Muziekscriptie Prijs 2009 van 500 euro toe te kennen aan Berit Soolsma en Marije van Veen voor hun beleidsplan voor het archief van Paradiso. Heuwekemeijer was de gelukkige tweede en Van de Wetering kreeg de derde prijs. De winnende scriptie is te lezen op archiefparadiso.blogspot.com. Op de site van MCN is een verslag van de bijeenkomst met een link naar het volledige juryrapport te vinden. Alle ingezonden scripties zijn in het Muziek Informatie Centrum van het MCN in te zien.


André Nuchelmans

maandag 12 april 2010

NBV/VWB-Congres Aanstormend en gevestigd, boekonderzoek in de Lage Landen

Onder de titel Aanstormend en gevestigd, boekonderzoek in de Lage Landen organiseerden de Nederlandse Boekhistorische vereniging (NBV) en de Vlaamse Werkgroep Boekgeschiedenis (VWB) op 9 april een congres in het Academiegebouw van de Universiteit van Utrecht. De belangstelling was overweldigend, al een week voor het congres moesten de organisatoren de aanmeldingen stopzetten omdat het maximum van 120 deelnemers bereikt was.
In de volle Senaatszaal hield Frans A. Jansen (emeritus hoogleraar van de Universiteit van Amsterdam (UvA)) de openingslezing. Hij verving de aangekondigde John MacKenzie Owen (hoogleraar Informatiewetenschap aan de UvA), die wegens ziekte verstek moest laten gaan. Jansen ging in op de confrontaties tussen de zogenaamde Franse en Engelse school in de boekwetenschap. Over en weer wijzen zij elkaar in voetnoten en hoofdteksten op elkaars tekortkomingen. Na deze openingslezing, konden de bezoekers zich middels parallelsessies laten informeren over het onderzoek dat aan Nederlandse en Vlaamse universiteiten over het onderwerp boekgeschiedenis plaatsvindt. Tussen de verschillende presentaties kregen onderzoekers de kans hun afzonderlijke project onder de aandacht te brengen. Vertegenwoordigers van de Universiteit van Amsterdam, Universiteit Antwerpen, Rijksuniversiteit Groningen, Universiteit Utrecht, Universiteit Leiden, Katholieke Universiteit Leuven, Erasmus Universiteit Rotterdam en Radboud Universiteit geven een indruk van het onderzoek dat momenteel gedaan wordt.
Bij elke universiteit ging een algemene inleiding aan twee specifiekere presentaties vooraf. Voor de Universiteit van Amsterdam gaf Lisa Kuitert een inleiding over wat de capaciteitsgroep (de nieuwe benaming voor de vroegere onderzoeksgroep) Boekwetenschap en handschriftenkunde inhoudt en aanbiedt. Vervolgens liet Paul Dijstelberge zien welke mogelijkheden het internet en digitalisering bieden voor het onderzoek naar initialen ornamenten uit de 16e en 17e eeuw. Arnold Lubbers gaf een impressie van het onderzoek dat hij aan de UvA en Janneke Weijermars aan de Universiteit Antwerpen doen naar de rol en plaats van boeken tijdens de kortstondige periode dat Nederland en Vlaanderen één natie vormden als Verenigd Koninkrijk der Nederlanden (1815-1830).
Namens de Universiteit Antwerpen belichtten vervolgens Stijn Van Rossem en Kevin Absilis hun onderzoek. Van Rossem doet onderzoek naar de uitgeversstrategieën van de familie Verdussen. Ten onrechte wordt de indruk gewekt dat de familie Plantin-Moretus de enige drukkers/uitgevers van betekenis in Vlaanderen zijn geweest. Het onderzoek van Van Rossem laat zien dat er meer is aan de Vlaamse uitgevershorizon. Via onderzoek naar contacten van de familie Verdussen met Spaanse boekverkopers en hun relaties in Zuid-Amerika schetst hij een beeld van een wijdvertakt netwerk. De Verdussens namen ook boeken van anderen over in hun fonds en verspreidden die met een eigen impressum.
Kevin Absilis bracht in zijn recentie publicatie Vechten tegen de bierkaai: over het uitgevershuis van Angèle Manteau (1932-1970) het redactiebeleid van uitgeverij Manteau in kaart (een bespreking van deze publicatie door Frank de Glas komt in het zomernummer van Boekman dat 15 juni verschijnt). Hij trok de link door van de reacties op de door extremistische moslims verstoorde lezing van Benno Barnard op 31 maart aan de Antwerpse Universiteit naar het Vlaamse literaire klimaat. Net als de extremistische moslimgemeenschap tegenwoordig beticht wordt van niet moderne en achterhaalde denkbeelden, zo zagen de Vlamingen in het verleden. Schrijvers trokken naar Nederlandse uitgevers in plaats van naar hun Vlaamse collega’s. Vlamingen hebben, onder meer op literair terrein, lange tijd hun eigen cultuur als minderwaardig en ouderwets gezien. Nu betichten zij een ander van eenzelfde mentaliteit. Een onverwachte, maar zeker niet minder interessante invalshoek.
Een andere interessante bijdrage was er van de Universiteit Leiden. Na een inleiding van Paul Rutten over wat de onderzoeksgroep Book and Digital Media behelst en het onderzoek dat er gedaan wordt, gaf Paul Hoftijzer een overzicht van de Leidse traditie op het gebied van boekhistorisch onderzoek. Hij gaf te kennen lang getwijfeld te hebben of hij wel acte de presence in Utrecht zou moeten geven. Vanuit de Universiteit Leiden voelt de vakgroep zich niet bepaald ondersteund en is het slachtoffer van bezuinigingen en aangekondigde fusies. Hieruit blijkt geen enkele waardering voor het verrichte onderzoek en het aangeboden onderwijs. Onvoorstelbaar, gezien de indrukwekkende lijst onderzoekers en onderwerpen die in zijn lezing de revue passeerden.
Een project dat al op vele symposia werd aangekondigd, is het onderzoek van Boudien de Vries naar lezers in de negentiende eeuw. Ze begon haar bijdrage met te vertellen dat het nu echt zo ver was: de titel stond al zo goed als vast en Vantilt had zich gemeld als geïnteresseerde uitgever. Dus of we de najaarscatalogus in de gaten wilden houden. Uit het onderzoek van De Vries komt onder andere naar voren dat de schrijvers uit de negentiende eeuw die tegenwoordig enig aanzien genieten, niet de meest gelezen schrijvers in hun eigen tijdvak waren. Die eer was weggelegd voor schrijvers wiens naam nu niemand meer iets zegt.
Meer informatie over de activiteiten van NBV en VWB is te vinden op www.boekgeschiedenis.nl en www.boekgeschiedenis.be. Daar is binnenkort ook een uitgebreid verslag van het congres en een aantal presentaties te vinden. U kunt daar ook terecht voor het complete programma om zo een indruk te krijgen van de verschillende onderzoeken die aan universiteiten in de Lage Landen lopen.

André Nuchelmans

donderdag 1 april 2010

Presentatie Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie

De opkomst was groot, woensdag 31 maart, bij de presentatie van de nieuwe publicatie van P.J. Buijnsters, Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie, op de afdeling Bijzondere Collecties van de Universiteit van Amsterdam (UvA). Net als vier jaar geleden in de Aula van de UvA toen daar zijn vorige standaardwerk, Geschiedenis van het Nederlandse antiquariaat, werd gepresenteerd. De feestelijkheid vond dit keer plaats in de Nina van Leer zaal van het Allard Pierson Museum. Steph Scholten, directeur van de Divisie Erfgoed van de UvA, sprak een welkomstwoord. Hij noemde het een geweldige prestatie dat Buijnsters er in is geslaagd met zoveel passie en professionaliteit binnen zo’n korte tijd twee indrukwekkende overzichtswerken te schrijven. In de Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie beschrijft Buijnsters de tot op heden min of meer verborgen wereld van particuliere boek- en prentverzamelaars vanaf 1750 tot heden. Als pioniers en trendsetters hebben zij met hun collecties altijd de grondslag gelegd voor de publieke musea en bibliotheken. Passies van individuen kunnen leiden tot indrukwekkende collecties, legde Scholten uit. Buijnsters schreef zijn boek mede ter gelegenheid van het 75-jarig bestaan van de Nederlandse Vereeniging van Antiquaren (NVA). Frank Rutten van de NVA hield een geestige verhandeling over de overeenkomsten tussen verzamelaars en antiquaren. ‘Het zijn vrijwel altijd mannen met een sterk jachtinstinct’. Het doel is nooit het bereiken van een complete verzameling, want dat betekent eigenlijk de dood in de pot, maar de jacht zelf, aldus Rutten. De verzamelaar en antiquaar vullen elkaar aan, de band is zeer nauw. Hij toonde zich bezorgd over de gevolgen van de digitale toekomst, maar de relatie tussen de twee genoemde partijen zal daar alleen maar inniger door worden. Hij pleitte voor een derde publicatie waarin Buijnsters de geschiedenis van de boekencultuur uit de doeken doet. ‘Laten we dat doen bij het 100-jarig jubileum’. Daarna kreeg Buijnsters het woord. Hij toonde zich dankbaar voor de vele bekende en onbekende bibliofielen die hij tijdens zijn zoektocht door het gehele land had ontmoet. Hij bestreed het bij iedereen bekende beeld van Boudewijn Büch die boeken altijd met witte handschoenen aanraakte. ‘Helemaal niet nodig, met handschoenen poets je zilver’. Het eerste exemplaar reikte hij uit aan zijn goede vriend Freek Heijbroek, conservator prenten bij het Rijksmuseum. Verzamelaars zijn raadselachtige mensen, aldus Heijbroek, en juist daarom noemde hij het overzichtswerk bewonderenswaardig. Ook hij had een voorstel voor een te schrijven derde deel: de geschiedenis van het veilingwezen. Een borrel in het Museumcafé van Bijzondere Collecties sloot de feestelijkheid af. In het herfstnummer van Boekman verschijnt een bespreking van het boek.

Jack van der Leden



Geschiedenis van de Nederlandse bibliofilie verscheen bij uitgeverij Vantilt en is in de reguliere boekhandel verkrijgbaar (Prijs: € 45,- ISBN 9789460040436) en natuurlijk te leen in de bibliotheek van de Boekmanstichting.