dinsdag 26 juli 2011

Dr. Rat. Godfather van de Nederlandse graffiti


‘Sommige mensen willen overleven onder alle omstandigheden. Anderen willen alleen maar branden, zo fel mogelijk’. Deze regels, op de achterzijde van de biografie van Ivar Vičs, beter bekend als Dr. Rat, zijn een treffende typering van het ‘enfant terrible’. Vičs (1960-1981) staat te boek als de eerste bekende Nederlandse graffitikunstenaar en speelde een hoofdrol in de Amsterdamse punkscene van het einde van de jaren zeventig. Journalist Martijn Haas brengt het korte leven van de ‘godfather’ in kaart aan de hand van tientallen interviews met vrienden en andere betrokkenen en een groot aantal gedrukte en (audio)visuele documenten. Ook de familie van Vičs is bij de publicatie betrokken geweest, maar heeft de uitgave niet geautoriseerd.

Het resultaat van wat Haas een ‘oral history’ noemt, is een bevlogen, bijna intiem verslag over een getalenteerde jongeman die van jongsafaan moeite heeft in het gareel te blijven. Vurig, opstandig, extreem en ongeremd. Zo omschrijven zijn vrienden hem als kind. School interesseerde hem weinig, vertelt een klasgenoot. Hij spijbelde en hield het op geen enkele school lang uit. Tijdens zijn schooljaren rookte hij hasj, maar al snel wordt hij een, in hulpverlenersjargon, experimenteel polygebruiker, iemand die van alles eens wat probeert.

In 1978 komt hij opnieuw in contact met Diana Ozon, het meisje waar hij als kind mee speelde en dat uitgroeide tot een van de hoofdrolspelers in de chaotische punkbeweging in Amsterdam. Hij voelt zich in de punk- en krakersbeweging direct thuis. ‘Ivar houdt van punk’, schrijft Haas, ‘hij omarmt het, kneedt het, drukt het aan zijn borst.’ Ozon, Christiaan Maat en Hugo Kaagman, early adopters, hielden zich in de punkbeweging bezig met verschillende artistieke, geengageerde projecten, zoals het blaadje Koecrant. Vičs ging er aan de slag als redacteur en ontwikkelde zich als graffitikunstenaar. Hij ontpopte zich als obervator, boodschapper en initiator van de punkbeweging, legt Haas uit. Met zijn eigen stijl, typografieën en slogans laat hij overal in de stad zijn sporen achter, op muren, straatmeubilair, op (maar ook in) trams en bussen. Ook telefooncellen, die toen nog bestonden, werden door hem ‘versierd’. Fans volgden Dr. Rat massaal met hun eigen graffiti. De naam Dr.Rat was overigens een verwijzing naar de gelijknamige roman van William Kotzwinkle over experimenten met proefdieren, waarin ratten tevergeefs in opstand komen.

Niemand minder dan punkzangeres Nina Hagen raadde Vičs aan om zich meer te richten op zijn creatieve talent in plaats van zijn drugsverslaving, en zelfs zijn naam te veranderen in Dr. Art. Hagen beschrijft het relaas in haar autobiografie uit 2006, volgens Haas. In 1979 bracht ze enige tijd met Vičs door in het gekraakte NRC gebouw aan de Nieuwezijds Voorburgwal in Amsterdam. Zelfs zij was behoorlijk geschrokken van de grote hoeveelheid drugs die de pandbewoners tot zich namen. De LSD trip die zij er samen met Vičs beleefde, leidde voor haar tot het goddelijk geluk: Hagen is sindsdien een devoot christen. Voor Dr. Rat liep het geheel anders. Hij nam Hagens advies niet aan want hij was van mening dat zijn creativiteit en drugsgebruik onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, aldus Haas.

Dr. Rat had inmiddels de status van graffitilegende, hij was een cultfiguur geworden. De media besteeddenveel aandacht aan hem. Uit de vele verhalen van zijn vrienden ontstaat het beeld van iemand die steeds meer ongrijpbaar en onnavolgbaar was. Het ene moment stond hij midden in de belangstelling en dook hij overal op, op het andere moment verdween hij spoorloos om na een paar dagen een kaartje te sturen vanuit de jeugdgevangenis in Scheveningen. De verslagen geven ook aan dat zijn drugsgebruik volledig uit de hand liep. In de zomer van 1981 overleed hij aan een overdosis.

De gesprekken die Haas met betrokkenen heeft gevoerd leveren een schat aan informatie op. Maar hij geeft zijn informanten soms teveel ruimte om hun verhaal te vertellen en had hier en daar beter een verslag van de gesprekken kunnen maken in plaats van de geïnterviewden alsmaar te citeren.

Is de straatkunst van Ivar kunst te noemen? Daarover zijn de meningen verdeeld, aldus Haas in zijn epiloog. Fans zien zijn oeuvre vooral als een handschrift. Nog steeds doen ze dat, het aantal fans blijft zelfs groeien. Twintig jaar na het overlijden van Dr. Rat organiseert Haas samen met het IISG een tentoonstelling in het IISG-gebouw aan de Cruquiusweg 31 in Amsterdam, met artwork van Dr. Rat, bestaande uit posters, muurtekeningen en fanzines. De expositie is een unieke gelegenheid om kennis te maken met zijn werk, want de graffitikunstwerken zijn goeddeels uit het stadsbeeld verdwenen. Tot en met 29 juli kunt u er nog terecht (www.iisg.nl)


Martijn Haas - Godfather van de Nederlandse graffiti – Amsterdam: Lebowski, 2011 – ISBN 9789048808519 – prijs: euro 19,90

Jack van der Leden

vrijdag 1 juli 2011

United Art Forces


In het verlengde van het congres Cultuur rekent op draagvlak en het zomernummer van Boekman over verbreding van het draagvlak voor kunst, organiseerde Boekmanstichting op 30 juni in de Singelkerk in Amsterdam United Art Forces, een debat over de vraag hoe cultuurliefhebbers de krachten effectief kunnen bundelen.

In zijn inleiding introduceerde Cas Smithuijsen, directeur van de Boekmanstichting, het zogenaamde Carrouselmodel. Hij onderscheidde hierin zes maatschappelijke sectoren die als de zijden van een carrousel het dak van kunst en cultuur dragen. In het ideale model zijn de zes zijden even hoog, waardoor het dak er stevig op rust. De zes sectoren die het draagvlak voor kunst en cultuur vormen zijn het politieke bestuur, de coalitiepartijen, de culturele instellingen (producenten van kunst), steunkringen zoals vriendenverenigingen, politieke verenigingen/het electoraat, en het algemene publiek. Idealiter zijn de vlakken door een draaibeweging met elkaar in verbinding.

Na deze theoretische onderbouwing van het draagvlak voor kunst en cultuur was het woord aan Jan Jaap de Graeff, directeur van de vereniging Natuurmonumenten. Hoe pakt deze brancheorganisatie het aan om een zo breed mogelijk draagvlak voor natuur te mobiliseren? Om de overeenkomsten tussen de natuur- en de cultuursector te bevestigen verving De Graeff het woord cultuur in de uitnodiging voor het debat door natuur. Ook zijn sector ligt onder vuur en wordt bedreigd met verregaande bezuinigingen en wordt weggezet als iets elitairs. Hoe nu verder? Hij gaf vier adviezen. Allereerst moet de sector niet onderschatten wat er aan de hand is. Daarnaast hoeft ze niet meer te rekenen op het poldermodel. Het klimaat is verschoven: de overheid is minder aanspreekbaar en voelt zich niet gebonden door eerder gemaakte afspraken. Het is dan ook van belang elkaars hand vast te houden en elkaar niet af te vallen. Tot slot moet de sector het niet opgeven. Het is juist nu van belang om je te manifesteren naar een groot publiek. Je moet mensen raken waar hun belevingswereld ligt. Ook Natuurmonumenten merkt dat het draagvlak voor haar werkterrein slinkt: tegenover een jarenlange stijging van het aantal leden, heeft de vereniging de afgelopen twee jaar met een daling te maken.

Na deze twee inleidingen riep gespreksleider Martijn Sanders, onder meer voorzitter van de Vereniging Rembrandt en het Holland Festival, de panelleden aan tafel. Naast Jan Jaap de Graeff waren dat Margot Gerené (directeur Nederlands UITBURO), Simone van den Ende (hoofd kunst en cultuur AVRO), Josine Meurs (directeur Publiek), Hans Onno van den Berg (voorzitter Federatie Cultuur) en Roel van de Weijer (Cinecrowd). Sanders vroeg de panelleden om hun reactie op de lezing van De Graeff. Margot Gerené erkende dat het voor de kunstensector onmogelijk is om met één stem te spreken. Je kunt echter wel voor de gehele sector meer draagvlak verwerven door je op de bezoekers te richten en die duidelijk te maken wat de schade zal zijn die het huidige beleid aanricht. Maar doe dat dan niet direct tijdens of na de voorstelling. Laat mensen eerst nog even nagenieten om ze hier een of twee dagen later op te wijzen. Simone van den Ende gaf aan dat de AVRO het segment kunst en cultuur binnen haar programma’s verder uit wil breiden. Vervolgens werden de aanwezigen op een kort filmisch overzicht van het huidige aanbod getrakteerd. Op een vraag uit de zaal waarom het allemaal leuk en grappig moet zijn, reageerde Van den Ende, dat dit slechts bij een klein deel van de programma’s is, de meeste zijn vooral informatief en laagdrempelig. De bezuinigingen bij de omroep zullen vooral die programma’s treffen die niet tot de speerpunten van de taken van de publieke omroep behoren, zoals human interest programma’s en quizzen. Hans Onno van den Berg benadrukte dat het vooral een kwestie van taal is. Het draagvlak voor kunst en cultuur is in principe enorm. ‘Iedereen luistert de godganse dag naar muziek. Kunst en cultuur zijn identiteitsbepalend voor de dagelijkse omgang tussen mensen’. De kunstensector heeft de rekening gepresenteerd gekregen voor haar hoogmoed. Het gaat zijns inziens tegenwoordig niet meer over genieten, maar over begrijpen. Als je het dan niet begrijpt, haak je af. De kunsten moeten op zoek naar een nieuwe taal om met het publiek te communiceren. Josine Meurs sloot zich hierbij aan. Ze sloot zich ook aan bij De Graeff door te onderkennen dat de sector te maken heeft met een ernstig probleem. Het is meer dan een taalprobleem. De dialoog was beperkt tussen overheid en kunst en kunst is daardoor met de rug naar het publiek gaan staan. Roel van de Weijer introduceerde Cinecrowd, een initiatief van crowdfunding voor film. Op de website wordt een aantal projecten geïntroduceerd waar mensen in kunnen investeren. Als het project doorgaat kunnen die investeerders bijvoorbeeld op de set aanwezig zijn, een bijrolletje krijgen of bij de première aanwezig zijn. Het doel van Cinecrowd is om een van de bouwstenen van de totale financiering te vormen. Hun financiering maakt de aftrap van een project mogelijk.

Na deze reacties van de paneltafel betrok Sanders het publiek bij de discussie. Een van de meest aansprekende voorbeelden om het publiek bij evenementen te betrekken is het initiatief van Lowlands om haar internetcommunity te betrekken bij de programmering van een deel van het festival. Communityleden kunnen bandjes en artiesten voordragen voor het festival, waarvan de organisatie er een aantal programmeert.
Jan Jaap de Graeff reageerde op de opmerking dat de sector een andere taal moet gaan spreken. Hij legde uit dat je je als sector niet te veel moet inperken en haalde zijn eerder genoemde voorbeeld van elitenatuur aan. Hij constateerde dat de kunstensector bijvoorbeeld nogal smalend doet over het levenslied. Je doet er als sector echter beter aan dit ook tot je domein te rekenen. Hiermee sloot hij zich aan bij de opmerking van hoogmoed van Hans Onno van den Berg. De zaal kon het echter niet eens worden over hoe dit dan in de praktijk vorm moet krijgen. Waar Hans Onno van den Berg pleitte voor minder nadruk op vernieuwing en doe gewoon het oude nog een jaar als het succesvol is, vond een aantal aanwezigen dat het juist de taak van de kunst is om zich te vernieuwen en voor de maatschappij uit te lopen. Die volgt vanzelf. Het lijkt in de huidige constellatie echter raadzaam met enige regelmaat achterom te kijken of de maatschappij nog wel volgt of dat de afstand wellicht te groot wordt.
Tot slot vroeg Sanders alle panelleden om een aanbeveling hoe de huidige impasse te doorbreken. Simone van den Ende stelde intensievere samenwerking met anderen voor. ‘Zet de poorten voor iedereen open’. Josine Meurs opperde dat alle culturele instellingen de helft van hun marketingbudget in een grote pot stoppen. Een deel hiervan kan dan gebruikt worden voor gezamenlijke marketing van de gehele sector en een ander deel om in educatie te steken. Margot Gerené zocht het in het verlengde van Boekman 87 in het aangaan van verbanden met andere sectoren zoals bijvoorbeeld het toerisme. Van belang is daarnaast een gezamenlijke visie. ‘En leg de afzonderlijke agenda’s open op tafel’.

In een kort slotwoord drukte Cas Smithuijsen de aanwezigen op het hart dat de huidige omslag slechts een indicator is van een grotere omslag. Het is zaak dat de sector op allerlei manieren publiek mobiliseert voor kunst.

Lees ook het verslag van het debat in het online tijdschrift van het Centrum Beeldende Kunst Utrecht, Lucy.

André Nuchelmans