dinsdag 20 december 2011

Openbare jaarvergadering Nederlands Uitgeversverbond

Op maandag 19 december vond in de St. Olofskapel in Amsterdam de openbare jaarvergadering van het Nederlands Uitgeversverbond (NUV) plaats. Centrale thema was hoe te overleven in een tijdperk van digitalisering en nieuwe media als twitter en facebook. Na een korte introductie door NUV-directeur Geert Noorman, sprak NUV-voorzitter Loek Hermans zijn jaarrede uit. In het huidige tijdperk, zo begon hij, ligt er een taak voor uitgevers in het aanbieden van betrouwbare informatie en een interpretatie van die informatie. Mensen zijn wel degelijk bereid daar voor te betalen. Hij constateerde de toenemende verspreiding van iPads, waardoor er in de Eerste Kamer bijvoorbeeld geen papier meer aan te pas komt. Maar zonder apps is een iPad niets, daar liggen kansen. Uitgevers zijn daar ook al mee bezig. De mogelijkheden van nieuwe media worden steeds beter benut. Maar nieuwe media zorgen ook voor nieuwe spelers, zoals amazon en bol.com. De nieuwe media hebben ook tot gevolg dat de verhouding producent – consument verandert. Hermans opperde dat het wellicht tijd wordt om na 100 jaar het auteursrecht onder de loupe te nemen en te kijken of het nog voldoet. Het NUV is niet tegen downloaden, maar wel tegen downloaden uit illegale bronnen. Je moet als uitgever inspringen op nieuwe ontwikkelingen en je hakken niet in het zand zetten. De twee sprekers na hem borduurden op deze laatste opmerking voort.

Als eerste was het woord aan Robert Levine, auteur van Free Ride: how digital parasites destroy the culture business and how the culture business can fight back en daarvoor als journalist verbonden aan Billboard, Wired en Rolling Stone. Hij vatte de inhoud van zijn boek in een half uur samen. Hij begon zijn betoog met het aanhalen van een lezing van de eindredacteur van The Guardian op een conferentie in de VS. Die legde daar uit hoe de toekomst van The Guardian verzekerd was door de inhoud gratis op internet aan te bieden. Alle aanwezigen kwamen geïnspireerd de zaal uit. Daartegenover stond de lezing van de eigenaar van een dagblad uit Arkansas, die geld vroeg voor de digitale versie van zijn dagblad. Hij verdiende er niet veel mee, maar de verkoop van de papieren versie bleef wel constant. De Guardian verdiende niets aan de internetversie en zag zijn abonneebestand teruglopen. Het was dan ook zaak, zo hield Levine de zaal voor, ‘to think about the future, making money in the mean time’.
De komst van de iPad is een uitkomst voor bijvoorbeeld uitgevers, want in tegenstelling tot internet zet het aan om te kopen. Waar internet opgezet is om gratis informatie uit te wisselen, zet de iPad juist aan om te kopen. ‘It’s easier to sell in a closed system’. Ook prijsdifferentiatie is een mogelijkheid geld te verdienen. Mensen zijn uiteindelijk niet prijsgevoelig legde hij uit. Tijs Rotmans betoogt hetzelfde in Boekman 89. Mensen betalen graag voor wat extra’s. Het gemak om het te krijgen is belangrijker dan het prijskaartje dat er aan hangt. Hij besloot zijn lezing met drie adviezen. Zoek uit waar je informatie naar toe gaat/wie het gebruikt. Zoek uit hoe het met je rechten zit en houdt zo de controle over je informatie.

Dick Molman, CEO van Sanoma Media, zorgde in zijn lezing voor de praktische uitvoering van het technische verhaal van Levine. Aanvankelijk actief in de tijdschriftenbranche is Sanoma inmiddels ontwikkelaar van apps en eigenaar van SBS. Molman legde uit wat hier achter zit. De komst van internet was een duidelijke bedreiging voor zijn branche. Hoe reageer je daarop? Hij onderscheidde drie varianten. Of je trekt je terug op je eigen terrein en optimaliseert dat. Of je vertaalt je eigen werkterrein naar het nieuwe medium. Of je slaat nieuwe paden in. Sanoma heeft niet voor een maar voor alle drie de varianten gekozen. Niet alleen zijn de tijdschriften gerestyled, ge-upgrade en alle niches inmiddels gevuld, elk tijdschrift heeft ook zijn vertaling op het internet. Daar is een speciale afdeling voor opgezet zodat alle kennis en kosten centraal beheerd worden. Het wiel heeft dus maar één keer uitgevonden te worden. Hier wordt echter weinig winst gemaakt. Het is eerder ondersteunend voor en aanvullend op de papieren versie. De derde variant is voor Sanoma financieel het meest interessant. Zo is Sanoma een eigen apps afdeling begonnen. Dit kost geld maar door het weer in een afzonderlijke afdeling te doen wordt daar de kennis geconcentreerd. In tegenstelling tot de tijdschriftenmarkt is het een groeimarkt. In Nederland zijn inmiddels ruim 3 miljoen Sanoma apps gedownload, de markt is in anderhalf jaar 5x zo groot geworden. Ook op het gebied van sociale media is er een afdeling die alles wat daar in gebeurt nauwkeurig bijhoudt.
Sinds kort is Sanoma ook actef op de televisiemarkt. De reden daarvoor is dat dat medium het hoofd in al de huidige ontwikkelingen boven water heeft weten te houden. Daarmee bestrijkt Sanoma inmiddels alle media. Het is nu zaak de kijkcijfers omhoog te halen, daar kunnen de tijdschriften en andere media voor ingezet worden. Zo begint het verhaal weer van voor af aan. De rol van het mediabedrijf is veranderd. Het is niet meer nodig als mediair tussen het content en de consument. Om te overleven moet je verbreden.

Een mooie combinatie van Amerikaanse theorie en Nederlands koopmanschap die de uitgevers in deze barre tijden een hart onder de riem steekt en inspiratie biedt er in het nieuwe jaar vol enthousiasme tegenaan te gaan.

André Nuchelmans

donderdag 1 december 2011

De portretfabriek van Michiel van Mierevelt (1566-1641)

Vanaf het einde van de 16de eeuw kenden alle Noord Nederlandse steden van enige betekenis een of meer gevestigde schilders die voorzagen in de lokale behoefte aan portretten. Met name stedelijke regentenfamilies, rijke kooplieden, legerofficieren en telgen uit oude adellijke families lieten portretten schilderen maar ook predikanten en geleerden.
Michiel Jansz. van Mierevelt was de meest productieve kunstenaar van zijn tijd in Delft en maakte talloze portretten waaronder in 1607 een portret van Prins Maurits waarmee hij faam verwierf en wat leidde tot tal van andere opdrachten. Zijn leven viel samen met een turbulente periode in de vaderlandse geschiedenis waarbij Delft nauw betrokken was. Vlak na zijn geboorte begon de tachtigjarige oorlog die pas zeven jaar na zijn overlijden zou eindigen. Karel van Mander beschrijft de kwaliteit van de portretten van de schilder in zijn beroemde Schilderboeck als ‘heerlijck, uytnemend en wonderlijck uitmuntend’.
Museum het Prinsenhof te Delft besteedde van 24 september 2011 tot en met 8 januari 2012 een expositie aan het oeuvre van de vooraanstaande portretschilder uit de 17de eeuw met als titel: Portretfabriek Van Mierevelt. Ontdek de hand van de meester. Van Mierevelt had een enorme productie: er kwamen drie of vier schilderijen per week uit het atelier waar het werk met hulp van zonen, leerlingen en assistenten werd gemaakt. De kunstenaar was in de Gouden Eeuw fameuzer dan Vermeer en heeft de 17de eeuwse Hollanders het gezicht gegeven waarmee ze nu nog steeds geassocieerd worden. In de overzichtstentoonstelling zijn veel portretten uit binnen- en buitenland bij elkaar gebracht, de meeste uit Nederlandse musea maar ook een aantal uit buitenlandse musea. 38 werken uit de collectie van het Prinsenhof worden aan hem toegeschreven. De tentoonstelling en het boek geven een inkijk in een zeer bedrijvig kunstenaarschap voorzien van een uitgebreide klandizie. Overigens waren er op de lokale kunstenaarsmarkt ook andere schilders actief maar van een felle concurrentiestrijd was naar alle waarschijnlijkheid geen sprake. Vaak was het zo dat voormalige assistenten een deel van de markt van de met opdrachten overladen meester overnamen. De bloeiperiode van de ‘prins der schilders’ die het als zakenman net zo goed deed als als schilder.
Van Mierevelt stamt uit een geslacht van ambachtslieden afkomstig uit het Brabantse plaatsje Mier in de buurt van Turnhout. Zijn overgrootvader vestigde zich rond 1500 met twee kinderen in Delft. Zijn vader was goudsmid en hij groeide dus op in een artistiek milieu. Na verschillende leermeesters rondde hij zijn opleiding af en in 1589 trouwde hij met Stijntge Pietersdr. Van der Pes met wie hij in de veertien jaar die daarop volgden acht kinderen kreeg.
Het grootste deel van de portretten werd begin 17de eeuw, tijdens de bloeiperiode van zijn carrière, vervaardigd in zijn statige huis, ‘Het Wapen van Spangien’, een hoofdhuis met zijhuis aan de gracht en een achterhuis, aan de Oude Delft te Delft. Van Mierevelt schilderde voornamelijk op panelen die niet in het atelier werden gemaakt maar aangeleverd werden door schrijnwerkers. Portretten konden besteld worden in een aantal standaardformaten, afhankelijk van de draagkracht en wensen van de klant. De kunstenaar hanteerde een extreem doorgevoerde standaard in de portretten; de houding van het lijf, zelfs de hoek van de draaiing van het hoofd waren telkens hetzelfde. De kleding van de geportretteerde is vaak sober maar wel gemaakt van kostbare stoffen en geschilderd met veel oog voor detail. Van het bewaard gebleven werk bestaat ongeveer 50 procent uit replieken of kopieën. Het aantal versies dat van een werk gemaakt werd, varieërde van twee tot 42 (Prins Maurits). Dat gold ook voor de prijzen: een borststuk of een kniestuk ‘geconterfeyted nae ’t leven’ waren respectievelijk 48-50 gulden en 200-300 gulden.
Het atelier ontwikkelde zich tot een familiebedrijf vanaf het moment dat de oudste zoon van de kunstenaar een rol ging spelen, maar ook drie andere zonen leverden in de loop der tijd een bijdrage aan het maken van portretten en dus aan het familiebedrijf.
De meeste klanten (bijna de helft) waren afkomstig uit Delft, maar er kwamen ook portretopdrachten van elders, bijvoorbeeld uit Amsterdam, Den Haag en het buitenland. Wat de sociale herkomst betreft waren het vooral rijke mensen uit de burgerij, weer met name uit Delft, maar ook, weliswaar in mindere mate, waren officieren, bevelhebbers, gezanten, diplomaten, familieleden, theologen klanten van Van Mierevelt.
Een hoofdstuk is gewijd aan het productieproces in het atelier en gaat in op het materiaalgebruik en de schildertechniek van de kunstenaar; de panelen en penselen. In het slothoofdstuk worden de portretten van Prins Maurits beschreven. Van Mierevelt startte aan het begin van de 17de eeuw met de productie van portretten van de prins. De portretten werden in soorten en maten geschilderd; zowel knie- en (kleine) borststukken als ten voeten uit geleverd. Een enkele keer werd de prins geschilderd in een glad metalen harnas in plaats van een pronkharnas, een ‘swart lere colderken’, of ook in kostuum, veelal een met gouddraad geborduurde buis met pofbroek met een bijbehorende hoge zwarte hoed met pluim. Tot de dood van de kunstenaar zouden deze portretten het handelsmerk van het atelier vormen.
Het boek is heel erg mooi geïllustreerd en voorzien van een uitvoerige catalogus met portretten. Daarnaast zijn er, behalve de bij de afzonderlijke hoofdstukken horende afbeeldingen, tussen de hoofdstukken pagina’s met details van de schilderijen opgenomen zoals een pagina met neuzen en monden, een pagina met handen, een pagina met sieraden, een pagina met kragen een pagina met portretten van prins Maurits.

Anita Jansen, Rudi Ekkart en Johanneke Verhave − De portretfabriek van Michiel van Mierevelt (1566-1641) – Zwolle/Delft: WBooks/Museum Het Prinsenhof Delft, 2010 – ISBN 978 90 400 7824 8 – Prijs: € 39,50

Truus Gubbels