woensdag 23 mei 2012

Concertinnovatie moet belangstelling voor klassieke muziek verbreden

Oude muziek in nieuwe jassen?

Tien jaar geleden was er een concertserie in Groningen waar de formule van klassieke muziek in een relaxte omgeving werd uitgeprobeerd. De deuren bleven open, je mocht in en uit lopen, drankjes waren toegestaan. De aanleiding vormde mijn boek over de concertetiquette. Onderzoek naar dat verschijnsel bracht het inzicht dat in de loop van een paar eeuwen mensen elkaar voor de lengte van een concert het zwijgen hadden opgelegd. Ik werd vaak gevraagd wat ik daar eigenlijk zèlf van vond. Ik ontweek die vragen omdat ik er eigenlijk geen antwoord op had. Nog steeds vind ik het ellendig als iemand de pianistieke hoogstandjes van een Meesterpianist stukhoest. Aan de andere kant begrijp ik dat de stiltedwang potentiële concertbezoekers afschrikt. In een recent verschenen vrolijk boekje geeft Johan Idema meer dan 40 voorbeelden van muzikale ontmoetingen tussen musici en repertoire. Verrassend en inspirerend om te lezen en ook bemoedigend voor al diegenen die geloven in de vitaliteit van klassieke muziek. Het interessante van Idema’s inventarisatie is dat alle voorbeelden afkomstig zijn van buíten de concertzaal: van parken en zwembaden tot musea en theatrale kerkgebouwen. Het merendeel van de gevallen betreft kleine ensembles of solisten. Die zijn van nature flexibeler dan grote orkesten, en daarmee sterker ingetuned op kansen die innovatie aanreiken. Op basis van de gevalsbeschrijvingen ontvouwt Idema twee strategieën over hoe het verder zou moeten: voeg een beeldverhaal of andere zintuiglijke prikkelingen toe aan de muziek om er zo een performance van te maken die je totaal in beslag neemt. En daarnaast: maak het klassieke repertoire urgenter door het te verbinden met actuele voorvallen. Dat gaat behoorlijk boven Groningen uit en daarmee lijkt buiten de concertzaal toch wel degelijk een nieuwe context voor ons kostbare muzikale erfgoed te zijn gevonden.

Regio - Randstad

Hoe het verder binnen die zalen moet, daarover breekt Miranda van Drie zich het hoofd. Zij publiceerde een scenariostudie met betrekking tot het Nederlandse orkestenbestel, op basis van een serie interviews en aanvullend bronnenonderzoek. Orkesten zijn – in tegenstelling tot de ensembles van Idema – vrijwel altijd veroordeeld tot intramurale bedrijvigheid. De zaaldiscipline geeft ze de mogelijkheid op te stijgen naar het hoogste niveau van muzikale excellentie, maar daarmee komt de concertetiquette weer om de hoek kijken. In de kosmopolitisch wereld van de Randstad lijkt dat minder problematisch. Daar is het type van de culturele omnivoor dik gezaaid. En die is gewend plezier af te wisselen met inspanning, ook in de cultuur. Dit type bezoeker wordt ook niet meteen afgeschrikt door een stevig bedrag dat voor een concertkaartje moet worden betaald. Dat zit ingebakken in zijn leefstijl. Buiten de Randstad wordt ook wel grif betaald, maar dan wel voor een muzikale amuse. Het is het domein van André Rieu. Een musicus die furore maakt op het Vrijthof, maar met zijn klassieke repertoire nooit is te vinden in het Concertgebouw. Die sociaalgeografische tweedeling bemoeilijkt de positie van het regionale orkest in het bestel. Het wordt door de subsidies gedwongen afstand te houden van André Rieu, maar een vergelijking met het Koninklijk Concertgebouworkest pakt vrijwel altijd ongunstig uit. Miranda van Drie probeert deze spagaat te neutraliseren door er een kwadrant van te maken. De linkerhelft van dat kwadrant krijgt veel subsidie, de rechterhelft weinig of geen. Linksboven heeft het genoemde Concertgebouworkest zich geposteerd. Het heeft in Nederland als enig symfonieorkest een top bereikt die is te vergelijken met het Rijksmuseum. Linksonder plaatst Van Drie (blazers) ensembles, die nieuwe routes vinden waarlangs ze nieuw klassiek repertoire aan de man brengen. Rechtsboven profiteert de klassieke muziek van events als de EK, van het publiek dat kaartjes koopt voor concerten met Music for the Millions. En rechtsonder zijn muziekorganisatoren bezig langlopende verkoopformats te vinden waardoor zij met één of een paar producties jaren achtereen in hun inkomsten kunnen voorzien. Van Drie voorziet nogal wat migratie van de regionale orkesten, waarbij de overheden de richting aangeven. Het beste zou toch zijn als ze door de regio worden omarmd. Maar de regio hoopt natuurlijk dat het rijk blijft betalen... De twee boeken geven stof tot denken, debat en dialoog. Ze verschijnen op een moment dat de rijksoverheid zelf met haar eigen scenario komt: fuseren. Dat scenario zien we al vanaf de jaren 1970 periodiek de kop opsteken. Het is het scenario van het chronisch vooruitgeschoven keuzemoment. Aan de onderzoekers zal het niet liggen, die komen met voldoende stof tot nadenken, tot het legitimeren van keuzen. Nu maar blijven hopen dat het kwartje een keer valt bij de verzamelde bestuurders.

Cas Smithuijsen

Miranda van Drie, Erfgoed of innovatie. De toekomst van het orkestbedrijf. Forque Press, 2012. Prijs: 24,50 euro

Johan Idema, Present! Rethinking Live Classical Music. Muziek Centrum Nederland, 2012. Prijs: 23,95 euro

Cas Smithuijsen, Stilte! Over het ontstaan van concertetiquette. Podium, 2001. Uitverkocht, beschikbaar in bibliotheek Boekmanstichting

woensdag 9 mei 2012

Evert van Straaten: Verlangen naar volmaaktheid: 21 jaar verzamelen door het Kröller-Müller Museum

Ruim 100 jaar geleden begon Helene Kröller Müller met verzamelen. In 1908
deed ze haar eerste belangrijke aankopen en na een aantal jaren had ze al een verzameling van wereldfaam bij elkaar gebracht, geadviseerd door kunsthistoricus H.P.Bremmer en met financiële steun van haar echtgenoot Anton Kröller. Kunsthistorica Eva Rovers promoveerde in 2011 aan de Universiteit van Groningen op een uitgebreide biografie over het leven en de totstandkoming van de kunstverzameling van Helene Kröller-Müller, De eeuwigheid verzameld (zie Boekman 89, p. 110-111 voor een boekbespreking).

Evert van Straaten, 21 jaar (tot 2012) directeur van het museum Kröller-Müller en betrokken bij de uitbreiding van de kunstverzameling maakt de balans op in zijn gelijknamige afscheidstentoonstelling Longing for perfection, te zien in het museum van 1 april tot 28 oktober 2012. Veel werken zijn nog maar zelden getoond of zelfs voor het eerst te zien. Naast bekende werken als het Uiltje van Pablo Picasso of The Paintings (with Us in the Nature) zijn er bijzondere werken te zien van Armando, Jo Baer, Louise Bourgeois, Daan van Golden, Matt Mulligan, Anselm Kiefer, Bruce Naumann, herman de vries, Franz West, Rémy Zaugg en vele andere kunstenaars.

Van Straaten legt als het ware verantwoording af aan Kröller-Müller voor zijn keuzes en de aankopen onder zijn directeurschap . Het begrip utopie is daarin altijd een belangrijke leidraad in termen van het streven naar een ideaal dat met veel ‘idealistische’ werken in de verzameling verbonden kon worden. Hij acht het in zijn functie als directeur, overigens evenals zijn voorgangers Bram Hammacher (die de verzameling vooral uitbreidde op het terrein van beeldhouwkunst) en Rudi Oxenaar (die zorg droeg voor de uitvoering van de nieuwbouwplannen voor het museum van Wim Quist en betrokken was bij de overdracht van de particuliere collectie van verzamelaar Martin Visser (400 werken), van groot belang dat de door Kröller-Müller gekozen lijn aanwezig blijft in de collectie. De opvolgster van Evert van Straten is Lisette Pelsers, afkomstig van het Rijksmuseum Twenthe waar zij vanaf 2009 directeur was en daarvoor conservator.

Belangrijke toevoegingen in de collectie onder het bewind van Van Straaten zijn in de eerste plaats, op het gebied van de klassiek modernen, werken van kunstenaars van De Stijl en hun tijdgenoten met als doel hun wereldverbeterende bedoelingen een extra accent te geven en hun ruimtelijk werk een belangrijke plaats te geven in de verzameling en daardoor parallellen met de hedendaagse kunst te kunnen trekken. Op de tweede plaats een accent op beeldende kunst uit de jaren 70 waarin de kunstenaars weer op zoek gaan naar de essentie van kunst. Deze onderzoekende kunst zag Van Straaten als een importante schakel tussen de pionierende kunstenaars van voor de oorlog en de toonaangevende kunstenaars van nu. Op de derde plaats noemt hij de kunstenaars die hij beschouwt als hedendaagse kritische geesten die volgens hem alle nuances tussen empathie en kritiek in hun werk laten zien, maar nooit een cynische visie hebben en op de vierde plaats de hedendaagse utopisten, die enerzijds bewust het principe van vernietigen en opbouw toepassen en dat mengen met een besef van vergankelijkheid waarin melancholie en ironie doorschemeren. Als laatste een wandeling langs een aantal aanwinsten in de beeldentuin.

Uitgaande van het utopiebegrip en analyse van de collectie zijn de leidende thema’s door directeur en medewerkers bij het verzamelen verder uitgewerkt. Dit leidde tot een nieuwe lijn met tegenstellingen en begrippen die enerzijds houvast geven bij het kiezen van kunst en anderzijds de collectie laten ademen zoals utopie en wetenschap/cognitie, destructie en opbouw, empathie en kritiek, tijd en ruimte, melancholie en ironie en natuur en cultuur. Ook wordt in het museum de kwetsbaarheid van de kunst gekoppeld aan de kwetsbaarheid van de natuur.

Het totaalbeeld van de verzameling is een driedimensionaal spinnenweb met in het hart de werken uit de oorspronkelijke Kröller-collectie: er is een grote samenhang maar om van het ene naar het andere kunstwerk te komen moeten soms heel veel kruispunten overgestoken worden. Als men zich daarop instelt dan loont het, zoals Van Straaten ook betoogt, om van Vincent van Gogh naar Anselm Kiefer te gaan, van James Ensor naar Jan Fabre of van Piet Mondriaan naar Ad Reinhardt.

Alle inhoudelijke aspecten van de verzameling komen uitgebreid en in historisch perspectief aan de orde. De motivatie voor de uitbreiding van de collectie in de loop der tijd met nieuwe aanwinsten wordt door Van Straaten heel nauwkeurig en precies maar ook vanuit gepassioneerde en inhoudelijke betrokkenheid beschreven. Gevolg is wéér een prachtig boek over het museum met hele mooie afbeeldingen en de basisgegevens van alle sinds 1991 verworven werken toegevoegd.

Evert van Straaten, Verlangen naar volmaaktheid: 21 jaar verzamelen door het Kröller-Müller Museum. Stichting Kroller-Müller Museum, 2012. Prijs: 34,50 euro.

Truus Gubbels

vrijdag 4 mei 2012

Urgentie stond centraal tijdens ‘De staat van het boek’

Urgentie en met name het gebrek daaraan was een terugkerend thema tijdens het 4e KVB-symposium “De staat van het boek”, op 24 april in de sfeervolle Beurs van Berlage in Amsterdam. De bijeenkomst werd voor het eerst georganiseerd in samenwerking met de Vlaamse collega’s. De Vlaamse editie had een dag eerder in Antwerpen plaatsgevonden.

Het was jammer voor degenen die voortijdig het pand hadden verlaten, want het sluitstuk van de bijeenkomst, de Tiele-lezing, bleek het vuurwerk te zijn waar iedereen de hele dag op had zitten wachten. Werd het toch nog echt spannend op de bijeenkomst van KBV-leden! Door interessante openingspeeches van onder andere Rene Bego van Mo’media en Jos Debeij, OB Deventer en bestuurslid VOB, o.l.v. dagpresentator Frenk van der Linden, kwam de zaal tot leven. Na deze aftrap ging een ieder zijns weegs naar een van de drie sessies: uitgeverij-boekhandel, boekhandel-bibliotheek en marktcijfers.

Ik bezocht de sessie boekhandel-bibliotheek waar onder de hoede van Frank Huysmans (Siob, Uva) werd gezocht naar aanknopingspunten voor de samenwerking tussen deze partijen. Dit leverde niet veel nieuws onder de zon op. Na een korte pauze volgde de tweede serie van 3 soortgelijke sessies. Ditmaal woonde ik de sessie uitgeverij-bibliotheek bij, wederom o.l.v. Frank Huysmans. Helaas bleek er weinig eer te behalen dankzij de ietwat starre houding van de uitgeverskant. Tot soortgelijke conclusies kwamen ook de 3 gesprekleiders van de dag: Frank Huysmans, Lisa Kuitert en Adriaan van der Weel tijdens de plenaire slotzitting.

Joost Kirch reikte de Tiele-scriptieprijs uit aan Chiara Piccoli. Zij behaalde met de beloonde scriptie ‘Publishing in the Republic of Letters: The Theasurus Antiquitatum et Historiarum Italiae' haar Master Book and Digital Media aan de Universiteit Leiden. Uiteindelijk kwamen we bij het verfrissende sluitstuk van de dag: de Tiele-lezing door Arne Gast, partner van McKinsey & Company. Overrompelend, duidelijk, dicht op de huid. Hier kan je wat mee! Hij refereerde eerst aan de diverse sessies die hij zelf had bijgewoond en begon met de opmerking dat het naar zijn mening de hele dag was blijven hangen om het ebook en het boek.

Als kind uit een boekhandel- en uitgeverijgeslacht (en dit verschafte hem geloofwaardigheid), waste hij zijn publiek de oren. Hij schetste de ontwikkelingsgeschiedenis van organisaties. Het ouderwetse credo ‘hoe groter hoe beter’ gaat nu niet meer op, legde hij uit. Bedrijven gaan eerder failliet en boeken minder resultaten. Alleen bedrijven die zichzelf telkens opnieuw uitvinden en eigen identiteit vasthouden overleven ook ten tijde van verandering en zelfs in slechte markten. Hierbij geeft hij als voorbeeld SouthWest Airlines en Toyota. Waar gaat het om? Om morgen te presteren moet je o.a. sneller vernieuwen (dan de concurrent), richting geven. Welke rol kies je? Genoemd worden NU.nl als aggregator, Spotify met haar service en een prachtig voorbeeld van de supermarkt Tesco in de Koreaanse markt waar alles gericht is op thuisbezorgen. Posters ophangen met per product een QR-code zodat mensen via de mobiel een boodschappenlijstje kunnen maken en laten thuisbezorgen door de supermarkt. Misschien iets voor bibliotheken in de toekomst?

Een aantal van zijn overtuigingen t.a.v. het boekenvak kwamen naar voren: ‘books vs ideas’, ‘collective vs solo’. Belangrijkste in het geheel is om het geloof en gedrag te veranderen (het systeem) door een goede/sterke/uitdagende visie en motivatie, verhaal met duidelijk voorbeeld/leidersgedrag tonen, verwachtingen t.a.v. personeel, training om de mindset anders te krijgen. Wat en hoe gedeeld door waarom en wie.

Na afloop van een gezellige netwerkborrel kreeg iedere bezoeker de Tiele-publicatie ‘Schakels in de keten van het boek’, het tweede deel in de reek Boeketje Boekwetenschap, mee naar huis. In dit boekje doen de vier Tielehoogleraren Arianne Baggerman, Paul Hoftijzer, Gerard Unger en Adriaan van der Weel verslag van interessant boekwetenschappelijk onderzoek.

Marjolein van der Steen