maandag 30 juli 2012

M. Reugebrink: Het geluk van de kunst

De Vlaamse dichter, schrijver en essayist Marc Reugebrink stelt zichzelf in zijn nieuwste boek Het geluk van de kunst de vraag: maakt kunst gelukkig? Die vraag tracht hij te beantwoorden in essays die hij de afgelopen jaren schreef voor onder meer De Standaard, waarin de rol en betekenis van kunst – om preciezer te zijn: literatuur en het schrijverschap in de huidige maatschappij – centraal staan.

Het geluk van de kunst is een aanklacht tegen de commercialisering en een pleidooi voor een hoger literair gehalte en een betere positie van literatuur in de maatschappij, maar vooral een kritisch onderzoek naar het belang en de huidige positie van literatuur in de maatschappij: de betekenis ervan, wat het zegt over de manier waarop mensen naar de wereld kijken en op welke manier de media met literatuur omgaan.

Reugebrink begint zijn boek met een beschrijving van zijn eigen ‘literaire geluksmoment’: het winnen van de Gouden Uil voor zijn in 2007 verschenen roman Het grote uitstel. In Vlaanderen zorgde dit voor de nodige commotie, omdat Reugebrink allesbehalve een gedoodverfde winnaar was en zijn boek voorafgaand aan de uitreiking niet bepaald lovend ontvangen werd. Met ironie beschrijft hij ‘het spel van de Gouden Uil’, wat volgens de auteur een grote farce is, maar waaraan hij ondertussen graag meedoet. Het is de opmaat naar de rode draad in zijn essays: de kunstwereld is te commercieel en te onderhevig aan een marktideologie, waardoor het literair gehalte van de gemiddelde publicatie er nauwelijks meer toe doet en schrijvers moeten scoren en tegelijkertijd een romantisch ideaal hoog moeten houden.

Reugebrinks scherpe kritiek op de literaire wereld, met de nodige humor verpakt, wordt opnieuw duidelijk wanneer hij uitlegt wat schrijven voor hem betekent: het is een noodzaak, een romantische droom en een ‘oefening in metafysisch denken’ – allemaal zaken die niet passen in een tijd waarin een boekrecensie in een dagblad ‘eigenlijk niets anders is dan een consumentenadvies’ en een schrijver vooral verworden is tot ‘opiniemaker en ondertekenaar van petities’. Reugebrink noemt zichzelf echter niet alleen een romanticus, maar ook een realist, die de werkelijkheid van het auteurschap erkent: een wereld waarin beginnende auteurs door dito recensenten besproken worden en boeken na twee maanden alweer uit de boekwinkel zijn verdwenen wegens een enorme omloopsnelheid. Ook stelt hij dat literatuur onderdeel is geworden van de massacultuur en het belang van auteurs afhankelijk is geworden van de hoeveelheid media-aandacht die ze krijgen. Reugebrink klinkt hier en daar verongelijkt en spreekt bijna met heimwee naar het verleden over de huidige staat van kunst en cultuur, maar het maakt zijn pleidooi voor het belang van kunst voor de samenleving wel sterk. Zo pleit hij voor gedegen literatuuronderwijs, al dan niet ingebed in geschiedenisonderwijs, om het aanzien en de betekenis van literatuur op te krikken en de aandacht van marktgedrevenheid te verleggen naar inhoud en (historische) context.

Naast een missie om kunstverloedering tegen te gaan, getuigt Het geluk van de kunst ook van een grote liefde voor literatuur zelf: er zijn essays over dichtvormen, persoonlijk leed als onderwerp van poëzie, de Italiaanse schrijver en dichter Cesare Pavese en de Poolse essayist en dichter Zbigniew Herbert. Hoewel deze essays passen bij Reugebrinks pleidooi voor meer nadruk op de inhoud, zullen deze passages vooral echte literatuurfanaten aanspreken. De korte journalistieke stukken waarmee de essays zijn aangevuld (in een laatste hoofdstuk onder de noemer ‘Dagwerk’ geschaard) vormen een welkome en toegankelijke aanvulling op de zwaardere voorgaande artikelen. Deze artikelen gaan ook over kunst en cultuur, onderwijs en de invloed van het marktdenken daarop, maar zijn luchtiger en praktischer van aard. De Nederlandse maatschappij wordt aan de kaak gesteld door voetbalgekte (inclusief leuzen) te beschrijven, een gedicht van Hans Vaverey dient als uitgangspunt om aan te geven hoe moeilijk het voor dichters is om over de liefde te schrijven en Reugebrink bekritiseert het engagement van Joost Zwagerman en Arnon Grunberg terwijl hij meteen een kritische recensie geeft van Thomas Vaessens’ De revanche van de roman. Literatuur, autoriteit en engagement (2009). Vooral dankzij dit laatste hoofdstuk wordt Reugebrinks verzamelwerk een actueel betoog en geen herhaling van zetten.

M. Reugebrink - Het geluk van de kunst - Antwerpen: De Bezige Bij, 2012. ISBN 9789085423423 - Prijs: 19,50 euro


Kim van der Meulen