donderdag 26 september 2013

Signatuur van cultuur bij de Publieke Omroep



Op vrijdag 24 september organiseerde de Boekmanstichting samen met de KNAW in het Trippenhuis een discussiebijeenkomst over de signatuur van cultuur bij de Publieke Omroep. Aanleiding tot de besloten bijeenkomst gaf het nummer Boekman 98 dat in het voorjaar van 2014 zal verschijnen met  de kunsten, erfgoed en creatieve industrie bij de publieke omroep als thema. Onder voorzitterschap van Hans Maarten van den Brink (directeur Mediafonds) werd daarover gediscussieerd.


Eggo Müller (hoogleraar Media en Communicatie aan de UU) opende de bijeenkomst met een uiteenzetting over de veranderende context van de televisie, de publieke omroep en de rol van kunst en cultuur hier in. Er zijn vele nieuwe programmavormen, participatiemogelijkheden en distributievormen. Hierdoor zijn er talloze nieuwe spelers in het veld en is het publiek gefragmenteerd geraakt. De publieke omroep staat in de spagaat: moet ze blijven inzetten op een breder bereik, of moet ze juist specificeren naar bepaalde doelgroepen? 60% van de Nederlanders komt na school niet meer in aanraking met gesubsidieerde kunst en cultuur. Moet de publieke omroep hier een tegenwicht aan geven? TV blijft in eerste plaats voor de meeste mensen een medium voor ontspanning en vermaak en dat is wel een precaire context voor het toedienen van hoge cultuur. Müller oppert als discussiepunten het idee om broadcasting los te laten en de publieke omroep te beschouwen als een productiehuis voor nichemarkten. Zo kan de publieke omroep zich onderscheiden met kwalitatief hoogstaande programma’s. De nieuwe distributiemogelijkheden (zoals online beschikbaar stellen van programma’s) moeten omarmd worden, maar men moet zich er niet op blindstaren. TV blijft bovenal en medium voor ontspanning en moet niet gebruikt worden als doorgeefluik voor cultuur.

Willemijn Maas (directeur AVRO) gaf vervolgens haar visie over samenwerking tussen kunst, cultuur en de publieke omroep. Het doel van de AVRO is om kunst en cultuur toegankelijk te maken en de kijker de verrijken, verrassen en te activeren. De AVRO wil zowel de kenner als de leek bereiken met een breed aanbod aan programma’s, waarvan sommigen gericht op een specifieke doelgroep en andere juist op het bredere publiek. Programma’s gericht op een breder publiek zoals ‘Maestro’ en ‘De tiende van Tijl’ bereiken kijkers die anders nauwelijks met kunst in aanraking komen en door programma’s als Opium gaat het bezoek aan bepaalde tentoonstelling of concerten aantoonbaar omhoog. Het is altijd een zoektocht naar een formule die werkt. Zowel bij de kijker, alsook in de kunstwereld maakt de AVRO debat los. Kunst en cultuur vormen een speerpunt voor de AVRO, maar ze krijgen geen bijpassend budget. Daarom wordt er nu ook naar externe samenwerking gezocht. Het medialandschap verandert minder snel dan voorspeld, maar het aandeel buitenlands-, en digitaal aanbod is wel gegroeid. Toch blijft er vanuit de kijker wel behoefte aan kwalitatieve programma’s van Nederlandse bodem. De AVRO toont lef en een drive om voort te blijven bestaan, maar daarnaast moet ook de kunstsector lef tonen om te experimenteren en samen te werken en moet er geld beschikbaar zijn.

Er ontstaat een discussie rondom om de vraag hoe de publieke omroep in het veranderende medialandschap toch een breed en kwalitatief hoogstaand cultuuraanbod kan houden. Müller stelt dat kunst alleen uitgezonden moet worden als het kwaliteit heeft. Maar wat is kwaliteit (Maas)? Is dat veel publiek of een breed publiek? Zijn dat kijkcijfers of is dat waardering? Jan Westerhof (Directeur audio NPO) benadrukt het belang impact te houden, om te voorkomen dat grote spelers gaan domineren. De publieke omroep moet zich op slimme wijze in de keten van het aanbod bewegen.

Maar om dat te realiseren en cultuur op een mooie manier te brengen moet er wel een verdienmodel zijn: er moet geld opgehaald worden bij de Ster, bij het publiek of bij de overheid. Dat is het belangrijkste vraagstuk, belangrijker dan de vraag of hoe het aanbod er nu uit ziet en hoe dat anders kan, aldus Westerhof.  De publieke omroep moet niet proberen een plek te veroveren tegenover de internationale aanbieders, maar een andere strategie kiezen. En hoe bereik je het publiek en betrek je het bij de programma’s? Je hebt mensen nodig die vernieuwend durven denken, en het geld om dat mogelijk te maken. Bart Römer (directeur Filmacademie Amsterdam) vraagt zich af of er vanuit de overheid eigenlijk een inhoudelijke visie is op wat cultuur voor de samenleving betekent of dat er gewoon ongefundeerd bezuinigd is. Van den Brink merkt op dat de overheid tegenstrijdige beleid voert door het schrappen van budget voor de omroep enerzijds, en de creatieve industrie als topsector anderzijds. De oorzaak van dit tegenstrijdige beleid zit in de discrepantie tussen economisch beleid en cultuurbeleid, aldus Jo Bardoel (Hoogleraar journalistiek en media RU).

Robert Oosterhuis (OCW) vraagt zich af of het aantoonbaar is dat de publieke omroep het cultuurbereik in de samenleving vergroot. Römer noemt de leefstijlgroep onderzoeken, die aantonen dat de groep van 1,5 miljoen mensen die bijvoorbeeld naar ‘Tussen kunst en kitch’ kijkt veel breder is dan de groep vaste bezoekers van kunst, dus dat er wel degelijk aantoonbaar mensen bereikt worden. Dat roept de vraag op of deze mensen dan ook daadwerkelijk overgaan tot museumbezoek, waarop als antwoord klinkt of dat wel is wat je wil bereiken.

De laatste woorden zijn van Cas Smithuijsen (directeur Boekmanstichting) die de kunsten, media en erfgoed als onlosmakelijk met elkaar verbindt en een aanzet geeft tot een volgende discussie over creativiteit.

 Lisa van Woersem

maandag 2 september 2013

Cultuur, daar geef je om




Op 30 augustus, de vrijdagmiddag voorafgaand aan de opening van het nieuwe culturele seizoen, stroomde de Kleine zaal van het Concertgebouw in Amsterdam vol voor het seminar ‘Cultuur, daar geef je om’. Het seminar maakte deel uit van de gelijknamige campagne die gevers en culturele instellingen dichter bij elkaar wil brengen. Enerzijds door potentiële gevers – individuen en bedrijven – te  informeren over de mogelijkheden een bijdrage aan cultuur te geven. Anderzijds door culturele instellingen te helpen bij hun wervingsactiviteiten. Het seminar bood daartoe achtergrondinformatie over geven en een aantal praktijkvoorbeelden.

Na een  introductie van dagvoorzitter Tracy Metz, gaf Ilja van Beest, hoogleraar Social and Behavioral Sciences aan de Universiteit van Tilburg, een kort college over de sociaal psychologische aspecten van geven. Zo blijkt uit onderzoek dat mensen het leuker vinden iets aan een ander dan aan zichzelf te geven. Daarnaast vinden vrouwen het leuker dan mannen iets te geven en kunnen zij ook beter inschatten wat de ontvanger het liefst zou hebben. Bij hen ligt het probleem ook niet, maar hoe trek je mannen over de streep? Het inbrengen van een competitief, statusverhogend element zou daarbij kunnen helpen. Mannen blijken daar gevoelig voor. Dus: maak giften openbaar en niet anoniem. Zo wordt het een wedstrijdje en verhoogt het de status van de gever ten opzichte van de niet- of mindere gever, die weer extra geprikkeld wordt ook te geven en dan natuurlijk meer. Een systeem dat zichzelf in stand houdt.
Na dit theoretische college, gaf Tijs Rotmans van The Pricing Company, praktische tips uit de commerciële wereld. Daar blijkt het culturele veld nog wat van te kunnen leren. Het was Rotmans tweede optreden voor de culturele sector, na een eerdere lezing bij Kom je ook! in 2011. Aan de hand van  voorbeelden die hij her en der van internetsites van culturele instellingen had geplukt, maakte hij kort en krachtig duidelijk waar punten van verbetering lagen. Veel instellingen koppelen steun aan hun organisatie direct aan economische tegenprestaties, waardoor de donateur haast gedwongen wordt uit te rekenen wat het hem economisch oplevert. Het werkt veel beter om dat niet te doen, zoals bijvoorbeeld het Museum Meermanno die gevers een bedankje en een certificaat aanbiedt. Ook komt naar voren dat veel culturele instellingen het doel van hun giften niet specificeren. Het blijkt echter beter te werken financiële ondersteuning voor een specifiek project te vragen. Dus: omschrijf wat je met je binnengehaalde giften wilt gaan doen, zodat de gevers het resultaat zien. Daarnaast gaf hij nog een aantal trucjes om meer geld binnen te krijgen en mensen te verleiden meer te geven. Voorbeeld: geef een aantal mensen 100 euro om die aan je te schenken en vermeldt die als de eerste giften. Gegarandeerd dat mensen dit bedrag als richtlijn nemen. Het vervangen van kleingeld in donatiebussen door groter briefgeld heeft hetzelfde resultaat. Helemaal netjes en eerlijk is deze manier van werken niet, en dat is iets waar culturele instellingen nog aan moeten wennen, zo was aan het geroezemoes in de zaal te merken.

Na deze algemene verhalen hoe het geefgedrag te stimuleren volgde een aantal praktijkvoorbeelden van culturele instellingen en groepen. Twee leden van theatergroep Schuim lichtten toe hoe zij 130 procent van hun doelsom via crowdfunding hadden binnengehaald.
Jolien Schuerveld, directeur van het Concertgebouw Fonds, gaf een kijkje achter de schermen van het beleid van het Concertgebouw op het gebied van geven. Rotmans noemde het Concertgebouw al als een voorbeeld van hoe het moet als het gaat om een persoonlijk contact met de gever in plaats van een anoniem emailadres (info@...nl). Schuerveld begon haar verhaal met de mededeling dat ze al vaker benaderd was om haar ervaringen te delen. Alhoewel het beleid van het ministerie van OCW de culturele instellingen van partners in concurrenten heeft veranderd en het dus niet meer gebruikelijk is dit te doen, hield ze het niet voor zichzelf. In haar lezing benadrukte ze het belang van een gedifferentieerde aanpak op maat die het Concertgebouw potentiële gevers biedt. Je kunt al voor een klein bedrag donateur worden, voor degenen die meer willen geven, is er het fonds op naam en voor echt grote gevers kunnen gebruik maken van het legaat. Het Concertgebouw heeft zijn gevers in kaart gebracht, gerelateerd aan het bedrag dat zij schenken, en dat resulteert in een piramide van gevers en daaraan gekoppeld een omgekeerde piramide van de bedragen die zij schenken. Veel mensen geven een klein bedrag en een beperkt aantal mensen is verantwoordelijk voor het leeuwendeel van het geld dat binnengehaald wordt. Schuerveld drukte de aanwezigen ook op het hart de schenker te leren kennen en om vooral zelf het goede voorbeeld te geven. Zorg ervoor dat je bestuursleden ook aan je instelling geven, dat heeft een stimulerend effect op anderen.
Na de pauze vertelde Ryclef Rienstra, managing director bij de VandenEnde Foundation, hoe de gever te verleiden. Een persoonlijke benadering, redeneren vanuit je eigen kracht, je onderscheiden van anderen, doelgericht en selectief te werk gaan, maken de kans groter om een gever tot een bijdrage te bewegen. Hij introduceerde in zijn verhaal het begrip ‘emotioneel rendement’, en sloot zo aan bij het verhaal van Rotmans om niet op puur economische motieven in te zetten. Ook de Vereniging Rembrandt zet op emotioneel rendement in. Minke van Hooff gaf inzicht in de werkwijze van de vereniging, die zijn ledental de afgelopen twintig jaar zag toenemen. Vereniging Rembrandt zet niet in op een economisch rendement van het lidmaatschap, maar biedt een ‘fysieke tegenprestatie’, in de vorm van een kunstwerk dat door een bijdrage van de vereniging in een museum is te bewonderen. Om een jonger publiek te trekken riep de vereniging speciale ‘cirkels’ voor jongeren in het leven en heeft daar inmiddels een stop op moeten zetten, zo succesvol bleek het uit te pakken. Dat zal ongetwijfeld ook te maken hebben met de status van een lidmaatschap. Mensen halen elkaar over de brug en daarmee ontstaat de 'sociale dwang' uit het verhaal van Van Beest: het systeem zorgt als vanzelf voor de toevloed van nieuwe donateurs.

De laatste twee bijdragen lieten zien dat geven niet alleen op financiën betrekking hoeft te hebben, maar ook om het beschikbaar stellen van tijd en energie als vrijwilliger. Doro Siepel, directeur van Theater Zuidplein in Rotterdam vertelde hoe de inzet van vrijwilligers en stagiaires de verankering van het theater in de samenleving verdiept en ook zijn vruchten afwerpt in een bredere programmering, die meer op lokale behoeften is afgestemd. Caroline van Diest vertelde een soortgelijk verhaal voor het Glasmuseum in Leerdam.
Het seminar werd afgesloten met een column van acteur, ambassadeur en presentator van de publiekscampagne, Sieger Sloot. Hij vatte in zijn bijdrage het hele middagprogramma samen in de beschrijving van de crowdfundingcampagne voor een theaterstuk. Zijn waarschuwing voor incrowdfunding was een mooie afsluiter.

André Nuchelmans