Op vrijdag 24 september organiseerde de Boekmanstichting
samen met de KNAW in het Trippenhuis een discussiebijeenkomst over de signatuur
van cultuur bij de Publieke Omroep. Aanleiding tot de besloten bijeenkomst gaf
het nummer Boekman 98 dat in het voorjaar van 2014 zal verschijnen met de kunsten, erfgoed en creatieve industrie bij
de publieke omroep als thema. Onder voorzitterschap van Hans Maarten van den
Brink (directeur Mediafonds) werd daarover gediscussieerd.
Eggo Müller (hoogleraar Media en Communicatie aan de UU)
opende de bijeenkomst met een uiteenzetting over de veranderende context van de
televisie, de publieke omroep en de rol van kunst en cultuur hier in. Er zijn
vele nieuwe programmavormen, participatiemogelijkheden en distributievormen.
Hierdoor zijn er talloze nieuwe spelers in het veld en is het publiek
gefragmenteerd geraakt. De publieke omroep staat in de spagaat: moet ze blijven
inzetten op een breder bereik, of moet ze juist specificeren naar bepaalde
doelgroepen? 60% van de Nederlanders komt na school niet meer in aanraking met
gesubsidieerde kunst en cultuur. Moet de publieke omroep hier een tegenwicht aan
geven? TV blijft in eerste plaats voor de meeste mensen een medium voor
ontspanning en vermaak en dat is wel een precaire context voor het toedienen
van hoge cultuur. Müller oppert als discussiepunten het idee om broadcasting
los te laten en de publieke omroep te beschouwen als een productiehuis voor
nichemarkten. Zo kan de publieke omroep zich onderscheiden met kwalitatief
hoogstaande programma’s. De nieuwe distributiemogelijkheden (zoals online
beschikbaar stellen van programma’s) moeten omarmd worden, maar men moet zich
er niet op blindstaren. TV blijft bovenal en medium voor ontspanning en moet
niet gebruikt worden als doorgeefluik voor cultuur.
Willemijn Maas (directeur AVRO) gaf vervolgens haar visie
over samenwerking tussen kunst, cultuur en de publieke omroep. Het doel van de
AVRO is om kunst en cultuur toegankelijk te maken en de kijker de verrijken, verrassen
en te activeren. De AVRO wil zowel de kenner als de leek bereiken met een breed
aanbod aan programma’s, waarvan sommigen gericht op een specifieke doelgroep en
andere juist op het bredere publiek. Programma’s gericht op een breder publiek
zoals ‘Maestro’ en ‘De tiende van Tijl’ bereiken kijkers die anders nauwelijks
met kunst in aanraking komen en door programma’s als Opium gaat het bezoek aan
bepaalde tentoonstelling of concerten aantoonbaar omhoog. Het is altijd een
zoektocht naar een formule die werkt. Zowel bij de kijker, alsook in de
kunstwereld maakt de AVRO debat los. Kunst en cultuur vormen een speerpunt voor
de AVRO, maar ze krijgen geen bijpassend budget. Daarom wordt er nu ook naar externe
samenwerking gezocht. Het medialandschap verandert minder snel dan voorspeld, maar
het aandeel buitenlands-, en digitaal aanbod is wel gegroeid. Toch blijft er
vanuit de kijker wel behoefte aan kwalitatieve programma’s van Nederlandse
bodem. De AVRO toont lef en een drive om voort te blijven bestaan, maar daarnaast
moet ook de kunstsector lef tonen om te experimenteren en samen te werken en
moet er geld beschikbaar zijn.
Er ontstaat een discussie rondom om de vraag hoe de publieke
omroep in het veranderende medialandschap toch een breed en kwalitatief
hoogstaand cultuuraanbod kan houden. Müller stelt dat kunst alleen uitgezonden
moet worden als het kwaliteit heeft. Maar wat is kwaliteit (Maas)? Is dat veel
publiek of een breed publiek? Zijn dat kijkcijfers of is dat waardering? Jan
Westerhof (Directeur audio NPO) benadrukt het belang impact te houden, om te
voorkomen dat grote spelers gaan domineren. De publieke omroep moet zich op slimme
wijze in de keten van het aanbod bewegen.
Maar om dat te realiseren en cultuur op een mooie manier te
brengen moet er wel een verdienmodel zijn: er moet geld opgehaald worden bij de
Ster, bij het publiek of bij de overheid. Dat is het belangrijkste vraagstuk,
belangrijker dan de vraag of hoe het aanbod er nu uit ziet en hoe dat anders
kan, aldus Westerhof. De publieke omroep
moet niet proberen een plek te veroveren tegenover de internationale
aanbieders, maar een andere strategie kiezen. En hoe bereik je het publiek en
betrek je het bij de programma’s? Je hebt mensen nodig die vernieuwend durven
denken, en het geld om dat mogelijk te maken. Bart Römer (directeur
Filmacademie Amsterdam) vraagt zich af of er vanuit de overheid eigenlijk een
inhoudelijke visie is op wat cultuur voor de samenleving betekent of dat er
gewoon ongefundeerd bezuinigd is. Van den Brink merkt op dat de overheid
tegenstrijdige beleid voert door het schrappen van budget voor de omroep
enerzijds, en de creatieve industrie als topsector anderzijds. De oorzaak van
dit tegenstrijdige beleid zit in de discrepantie tussen economisch beleid en
cultuurbeleid, aldus Jo Bardoel (Hoogleraar journalistiek en media RU).
Robert Oosterhuis (OCW) vraagt zich af of het aantoonbaar is
dat de publieke omroep het cultuurbereik in de samenleving vergroot. Römer
noemt de leefstijlgroep onderzoeken, die aantonen dat de groep van 1,5 miljoen
mensen die bijvoorbeeld naar ‘Tussen kunst en kitch’ kijkt veel breder is dan
de groep vaste bezoekers van kunst, dus dat er wel degelijk aantoonbaar mensen
bereikt worden. Dat roept de vraag op of deze mensen dan ook daadwerkelijk
overgaan tot museumbezoek, waarop als antwoord klinkt of dat wel is wat je wil
bereiken.
De laatste woorden zijn van Cas Smithuijsen (directeur
Boekmanstichting) die de kunsten, media en erfgoed als onlosmakelijk met elkaar
verbindt en een aanzet geeft tot een volgende discussie over creativiteit.
Lisa van Woersem